Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [35]Indien gij het niet weet, o gij [36]schoonste onder de vrouwen! [37]zo ga uit op de voetstappen der [38]schapen, en weid uw geiten [39]bij de woningen der herderen. 35. Anders: dewijl gij dat niet weet; te weten, waar Ik mijne schapen weid. Dat is een antwoord van Jezus Christus op de voorgaande vraag zijner Bruid, vs.7; bestraffendd vriendelijk hare onwetendheid in deze nodige en gewichtige zaak. Anders: indien gij het u, of voor uzelve niet weet; alsof Hij zeide: Dewijl gij van uzelve onwetend zijt, zo zal Ik u onderwijzen. 36. Hebreeuws, gij schone onder de vrouwen; dat is, gij, die de schoonste zijt. Aldus spreekt de engel tot de heilige jonkvrouw Maria: Gij zijt gezegend onder de vrouwen; dat is, de allergezegendste, of meer gezegend dan andere vrouwen; Luk.1:28,42. Alzo wordt de leeuw gezegd sterk te zijn onder de beesten; dat is, de sterkste; Spreuk.30:30. Zie de aantekening aldaar. De kerk Gods wordt de schoonste genoemd omdat zij door Jezus Christus' bloed en Geest gewassenen en gezuiverd is van al hare zonden, Ef.5:26,27, en begaafd met allerlei schone geestelijke deugden, alhoewel in zichzelve van nature lelijk en verachtzaam zijnde, Ezech.16:3,4; zie boven, vs.5, en vs.15,16. 37. Alsof hij zeide: Let op de voorbeelden der heilige patriarchen en anderen mijner uiverkorenen, die in de Heilige Schriftuur met voortreffelijke getuigenissen versierd zijn; Hebr.11:. Volg hun geloof en hunne werken na. Volg die na, die van den beginne aan der wereld mij gekend en gevolgd hebben, aanmerkende de uitkomst hunner wandeling; Hebr.11:1,2, enz., en Hebr.12:2, en Hebr.13:7. Zie ook Jer.6:16, en 1 Kor.11:1. 38. Versta hier door de schapen en de geiten de Christenen die zich tot Gods kerk begeven, Joh.21:15,16, en 1 Petr.2:25. Deze wil de Bruidegom dat de Bruid, dat is de kerk, zal aannemen en bezorgen, dat zij met de geestelijke spijs gevoed worden. 39. Dat is breng uwe kudden in de weide en kooi, die de profeten en apostelen gevolgd en aangewezen hebben, en die zij in hunne schriften der gemeente nagelaten hebben. Zie Ps.77:21, en Ps.78:70,71,72, en 2 Petr.1:19, en 2 Petr.3:2.